vrijdag, november 8, 2024
GeloofPreken

AANNEMEN ?!?!!!

Hoewel de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid (die gezamenlijk en in combinatie vaak de grondslag van veel reformatorische organisaties vormen) er duidelijk over zijn, leven er veel misvattingen over het ‘aannemen’ van het geloof. Van deze misvattingen is broeder ds. J.J. Eckeveld, zo blijkt het verslag in het RD van 3-6 jl., ook het slachtoffer. Omdat het hier om een zeer belangrijke kern van het reformatorisch belijden gaat, wil ik gaarne – overigens met alle respect en waardering voor het goede dat ds. Van Eckeveld gedaan heeft – eerst de citaten van het verslag weergeven en daarna wat de Dordtse Vaderen erover geleerd hebben. Uiteraard zou ik ook gaarne het Bijbels getuigenis over het woord ‘aannemen’ in relatie tot het geloof weergeven, maar dan zou ik verscheidene RD-pagina’s nodig hebben en dan zou altijd gezegd kunnen worden dat dat een interpretatie op de Bijbel is. Als we de ‘leesbril’ van de drie formulieren gebruiken, kan dat niet meer een onjuiste leesbril zijn.

Citaat ds. Van Eckeveld

Ds. Van Eckeveld zegt over het woord ‘aannemen’: “Het woord aannemen wordt vaak misbruikt. Men zegt: ‘Neem Jezus aan. Maar over zondeschuld en droefheid wordt weinig gesproken. … Dat klinkt eenvoudig. Dat zou zo zijn als we de macht en de wil nog hadden om Christus aan te nemen.”

Dordt over ‘aannemen’

De Dordtse Vaderen leren ons in de veel geprezen doch veel te weinig gelezen, gunnende en het algemene aanbod van genade verspreidende Dordtse Leerregels andere gedachten: “Opdat de mensen tot het geloof worden gebracht, zendt God goedertierenlijk verkondigers van deze zeer blijde boodschap, tot wie Hij wil en wanneer Hij wil; door wier dienst de mensen geroepen worden tot bekering en het geloof in Christus, den Gekruisigde”. En als de Heere God dus door Zijn verkondigers deze zeer blijde boodschap verspreidt, moet de mens daarop reageren en zal de menselijke reactie bepalend zijn: “Die dit Evangelie niet geloven, op die blijft de toorn Gods. Maar die het aannemen en den Zaligmaker Jezus met een waarachtig en levend geloof omhelzen, die worden door Hem van den toorn Gods en van het verderf verlost, en met het eeuwige leven begiftigd.”

Zonde

Ds. Van Eckeveld stelt dat er over zondeschuld en droefheid weinig gesproken wordt. Inderdaad hebben de Dordtse Vaderen het in het kader van ‘aannemen’ en ‘geloven’ niet over de zondeschuld. Desalniettemin, desniettegenstaande, erkennen de Dordtse Vaderen terdege de macht van de zonde, maar niet als het gaat over het al dan niet aannemen. De zonde krijgt pas een cruciale rol als de hoorder van deze zeer blijde boodschap deze boodschap niet aanneemt en die zonde blijkt ongeloof te zijn: “De oorzaak … van dat ongeloof, gelijk ook van alle andere zonden, is geenszins in God, maar in den mens.” Dordt belijdt zeer zeker ook dat de mensen in de zonden liggen (“… maar in de gemene {algemene, CMV} ellende met andere liggende” en “door hun eigen schuld vervallen in de zonde en het verderf”), maar Dordt geeft de zonde niet de functie die ds. Van Eckeveld aan de zonde geeft, namelijk dat die het aannemen in de weg zou staan.

Gave Gods

De reformatorische tegenwerping dat het gegeven moet worden, is wèl in lijn met wat Dordt leert: “Het geloof in Jezus Christus en de zaligheid door Hem, is een genadige gave Gods.” Bekend zijn de dichtregels ‘Niets uit ons, al uit Hem, zo gaat het naar Jeruzalem’! Maar het mooie dat Dordt leert, is dat de Heere God in Zijn goedheid het wil geven aan hen tot wie de verkondigers van de “zeer blijde boodschap” door Hem gestuurd worden. Die moeten één ding doen: het aannemen, maar dat is meteen een gave Gods. Zowel de zeer blijde boodschap is een gave Gods, als degene die deze verkondigt, als ook de gave van het aannemen.

God geeft opdracht en mogelijkheid tot vervulling

Een bekende gedachte is dat er wel de oproep is tot aannemen, maar dat de vervulling van de opdracht voor de mens een onmogelijkheid is, en ongetwijfeld zal dat zo zijn zonder Gods Geest, zonder Gods kracht. Bij elke opdracht die de mens heeft, heeft hij niet van zichzelf de kracht van zichzelf om dat te doen, maar is hij afhankelijk van de kracht/zegen/Geest die God hem geeft.
Net zoals de bekering moet adem je gegeven worden, maar als je niet zelf ademhaalt, zul je snel stikken, maar de fysieke mogelijkheid tot ademhalen is ook weer Gods onderhoudende kracht.

Kinderloos 25-jarig huwelijk

De reformatorische tegenwerping dat het gegeven moet worden doet mij vrezen dat het gaat als met een echtpaar dat jarenlang samen aan tafel bespreekt dat de kinderzegen gegeven moet worden. Als zij daartoe geen activiteit ondernemen zal zo’n echtpaar met de gedachte dat ‘het gegeven moet worden’ hun huwelijksjubilea kinderloos vieren. Kinderen moeten net als het geloof gegeven worden. De dichter Muus Jacobse leert het ons zo fraai: “Zolang God kinderen in ons midden zendt, heeft Hij Zich nog niet van ons afgewend.”
Net zoals een echtpaar de taak heeft vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen en daartoe te doen wat hun hand vindt om te doen, zo dient een mens die de zeer blijde boodschap van het geloof hoort, deze aan te nemen en de Zaligmaker Jezus Christus met een waar en levend geloven te omhelzen en als hij dat doet, dan zegent God dat en gaat (net zoals op een geboortekaartje) alle eer naar de Drieënige God.

Collegiaal advies

Ds. Van Eckeveld doet er goed aan het advies van zijn ambtsbroeder ds. C.G. Vreugdenhil ter harte te nemen: “Niet discussiëren of we Hem wel mogen aannemen, maar Hem te voet vallen en smeken: ‘Gij Zoon van David, ontferm U over mij.’ In zijn boek ‘De lofzang van Dordt’ leert ds. Vreugenhil het zo zuiver, zo voluit Bijbels, zo in overeenstemming met de leer van de Dordtse Vaderen: “ ‘Aannemen’ is een bijbelse uitdrukking” en “Het woord ‘aannemen’ is niet verdacht”.
Ds. Vreugdenhil kent de moeite met het woord ‘aannemen’: “Er zijn mensen die niet zo houden van het woordje ‘aannemen’. Ze vinden het verdacht. Ze zouden het liever schrappen. Een predikant die dat woord gebruikt wordt al gauw geplaatst in het hokje van ‘algemene verzoening’ of ‘remonstranten’. Als de dominee zegt dat je ‘Jezus moet aannemen’ zeggen ze: zie je wel, hier wordt geleerd dat een mens zelf nog iets kan. De Dordtse Leerregels schuwen dit woord niet. Zelfs niet in artikelen tegen remonstranten! Aannemen is een bijbels woord.”

Driedeling van hoorders

Omdat de lezing ging over de toe-eigening van het heil, zou het goed zijn geweest als de drie soorten hoorders die onze Dordtse Vaderen ons schetsen ook behandeld zouden worden. Allereerst schetst Dordt een groep van mensen die zich geen zorgen moeten maken dat ze verworpen zijn als ze over de verwerping horen spreken. Het gaat dan om de mensen die nog niet die gemoedsrust, kindschap van God, geloofsvreugde en –blijdschap, etc. hebben die ze wel graag zouden willen hebben (dus die graag bekeerd zouden willen zijn, graag kind van God zouden willen zijn) en de middelen gebruiken waardoor God beloofd heeft het te geven.
Vervolgens schetst Dordt een groep die zich nog veel minder zorgen moeten maken dat ze verworpen zijn als ze over de verwerping horen spreken. Het gaat dan om mensen die heel graag bekeerd zouden willen zijn, die heel graag kind van God zouden willen zijn, “die ernstiglijk begeren zich tot God te bekeren” en “nochtans in den weg der godzaligheid en des geloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel wilden”.
De enige groep die zich wèl zorgen moet maken als zij over de verwerping horen gewagen zijn “degenen, die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven”, dus diegenen die het als het ware niets kunnen schelen. En zelfs voor deze groep bezingt Dordt grote ruimte, want zij dienen zich zorgen te maken “zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren”.

Terug naar Dordt

Vanaf het moment dat ik de Dordtse Leerregels ben gaan lezen en ze ‘op de school van de Heilige Geest’ ben gaan spellen, verbaast het mij in hoge mate dat een groot deel van de gereformeerde gezindte van haar belijdenis weggegroeid of zelfs losgemaakt is. Er lijkt een lading aan dogmatiek en ‘reformatorische prietpraat’ (citaat ontleend aan prof. dr. ir. Johan Blaauwendraad) tussen Dordt en de prediking ingegroeid te zijn. En als dat ertoe geleid zou hebben dat er meer mensen waarachtig tot God bekeerd zouden worden, zou dat natuurlijk geen enkel probleem zijn, maar het omgekeerde lijkt het geval.
Wat zou het een zegen zijn als de zeer blijde boodschap van heil en redding voor verloren zich tot Jezus wendende zondaren (met recht en reden leert Jan Hinlopen ons zingen: “Gij laat geen bidder staan”), van het algemeen aanbod van genade in de gehele gereformeerde gezindte niet onder een deksel gehouden zou worden, maar schriftuurlijk, in de lijn met de traditie verspreid. De prins der predikers, Charles Haddon Spurgeon (geboren in het jaar waarin in Nederland de afscheiding was…) heeft het geleerd en God zegende het zo dat hij wekelijks de brieven kreeg van mensen voor wie zijn prediking gebruikt was.

Jezus

Om te voorkomen dat iemand denkt dat het gevaarlijk is om uit Dordt te putten zonder de Bijbel rechtstreeks te laten spreken, nog één citaat, nota bene uit de mond van onze Heere Jezus Messias: “Zoekt en gij zult vinden, klopt en u zal worden opengedaan, bidt en u zal gegeven worden.” Op Hem kunnen we aan en wat Hij belooft doet Hij!

Cor Verkade, vastgoedbelegger, Gouda

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *